Beëindiging en terugvordering bijstaand ivm het voeren van een gezamenlijke huishouding

Uitspraak Centrale Raad van Beroep: Beëindiging en terugvordering bijstaand in verband met het voeren van een gezamenlijke huishouding

De laatste tijd zie ik meer uitspraken voorbij komen inzake het beëindigen en terugvorderen van een toegekende Wet Werk en Bijstand (WWB) uitkering. Deze uitspraak vind ik interessant om te delen omdat ik vaker in mijn omgeving geluiden hoor van mensen die denken 'slimmer en handiger' te zijn dan de wetgever. Met deze uitspraak wordt maar eens aangetoond dat het 'omzeilen van de regels' grote gevolgen kunnen hebben.

Datum publicatie 27 augustus 2014. Uitspraak ECLI:NL:CRVB:2014:2831 d.d. 26 augustus 2014

Overwegingen:

  • appellante ontving vanaf 18 november 2004 als alleenstaande ouder bijstand op grond van de WWB
  • in de periode volgend op het ontvangen van de WWB uitkering staat appellante ingeschreven op verschillende (woon)adressen
  • naar aanleiding van een vermoeden dat er sprake is van samenwoning van appellanten, heeft de sociale recherche van de afdeling Fraude van de betreffende gemeente een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellante verleende bijstand
  • er heeft door de sociale recherche een dossier onderzoek plaatsgevonden en informatie opgevraagd bij diverse instanties, zoals:
    • energiemaatschappij (gas en licht)
    • waterleidingmaatschappij (natrekken verbruik water)
    • er hebben waarnemingen plaatsgevonden
    • er zijn buurtbewoners gehoord
    • appellanten zijn op 26 juni 2012 verhoord
    • er is een rapport van de bevindingen gepubliceerd op 27 juni 2012
  • naar aanleidingen van de onderzoeksbevindingen van de sociale recherche heeft de gemeente bij besluit van 10 juli 2012:
    • bijstand van appellante met ingang van 1 juni 2012 ingetrokken
    • de bijstand over de periode van 14 juli 2006 tot 1 juni 2012 ingetrokken
    • de over die periode ten behoeve van appellante gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 97.143,41 van appellante(n) teruggevorderd
    • het besluit heeft aan dit besluit ten grondslag gelegd dat appellante niet gemeld heeft dat zij met appellant een gezamenlijke huishouding voerde. Appellante had als gevolg daarvan geen recht op bijstand als alleenstaande ouder
  • Bij besluit van 28 november 2012 heeft het college de bezwaren van appellanten tegen het besluit van 10 juli 2012 ongegrond verklaard
  • bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beroepen van appellanten tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard
  • er is door appellanten ook hoger beroep gevoerd. Appellanten hebben, samengevat, aangevoerd dat onvoldoende feitelijke grondslag bestaat voor de conclusie dat zij een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd

De Raad komt met de volgende beoordeling:

  • De beoordelen periode strekt zich voor appellante uit van 14 juli 2006 t/m 10 juli 2012 en voor appellant van 14 juli 2006 tot 1 juni 2012
  • Appellanten stonden in te beoordelen periodes ingeschreven op verschillende adressen
  • het aanhouden van afzonderlijke adressen hoeft echter niet aan het hebben van hoofdverblijf in dezelfde woning in de weg te staan
  • in dat geval zal aannemelijk moeten zijn dat desondanks een feitelijke situatie van samenwoning bestaat doordat slechts een van beide ter beschikking staande woningen wordt gebruikt dan wel doordat op een andere wijze zodanig gebruik van de woningen wordt gemaakt dat in feite van samenwonen moet worden gesproken
  • de vraag waar iemand zijn hoofdverblijf heeft, dient te worden beantwoord aan de hand van concrete feiten en omstandigheden
  • de rechtbank heeft terecht beoordeeld dat de onderzoeksgegevens een toereikende grondslag bieden voor het oordeel dat appellanten in de te beoordelen periodes hun hoofdverblijf hadden in de woning van appellante
  • hierbij komt de doorslaggevende betekenis toe aan de verklaringen die appellanten ten overstaan van de sociale recherche hebben afgelegd
  • zo heeft appellante (samengevat) verklaard dat appellant bij haar is komen wonen en appellant heeft verklaard dat hij bij appellante woont (en heeft gewoond)
  • de verklaringen van appellanten vinden voorts steun in de verklaring van buurtbewoners in de omgeving van de woning
  • nu op grond van deze onderzoeksbevindingen reeds volgt dat in de te beoordelen periodes sprake was van een gezamenlijk hoofdverblijf in de woning van appellante, kan wat appellanten hebben aangevoerd over de overige onderzoeksgegevens (zoals verbruik water, gas en licht) buiten bespreking worden gelaten

Conclusie:
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat appellanten in de te beoordelen periodes een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd. Appellante heeft hiervan in strijd met de op haar rustende inlichtingenverplichting geen melding van gemaakt aan het college. Het college was dan ook gevoegd om op grond van artikel 54, derde lid, aanhef en ander a, van de WWB de bijstand van appellante over de te beoordelen periodes in te trekken. Daarmee is tevens gegeven dat het college op grond van artikel 58, eerste lid, aanhef en ander a, van de WWB bevoegd was de ten behoeve van appellante gemaakte kosten van bijstand over de periode van 14 juli 2006 tot 1 juni 2012 mede van appellant terug te vorderen.

Beslissing:
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Submit to FacebookSubmit to Google PlusSubmit to TwitterSubmit to LinkedIn

Contact gegevens

Classen Consultancy BV

Bezoek en postadres:
Van Laerstraat 21
5921 JG Venlo

E-mail info@classenconsultancy.nl
Website www.classenconsultancy.nl

Kamer van Koophandel 72624159

BTW NL 859178043B01

Social Media

Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn

 

Openingstijden:
Maandag t/m vrijdag van 8:30 uur tot 18:00 uur.

 

Algemene voorwaarden

De algemene voorwaarden van Classen Consultancy zijn hier te downloaden.

 

Privacy statement

In het privacystatement van Classen Consultancy is vastgelegd hoe wij, conform de Algemene Verordening Gegevensbescherming, omgaan met de verwerking van persoonsgegevens.